Fictie maakt het leven draaglijk, wat scheelt mij die waarheid!

Simon de Boer. Foto: Corbino

Een ontwerper/kok maakt zijn debuut als romanschrijver. Roos Beminde in gesprek met Simon de Boer over De Janjaren.

RB: Je bent van veel markten thuis. Hoe wordt een meubel- en modeontwerper, chef, bakker en restaurateur een romanschrijver?

SdB: Mijn schrijverscarrière begon met de talloze subsidieaanvragen voor mijn ontwerpwerk. Na elke afwijzing ging ik meeslepender schrijven. De commissies moesten tenslotte overtuigd worden. Een goede leerschool. Voor mijn label Wees Meester en Vormgever van Jezelf schreef ik filosofische essays, voor Link een column en voor Het Parool de rubriek Taart met Baard. Ik schreef mee aan Liberticide, een bundel kritieken op het neoliberalisme en soms schreef ik artikelen in opdracht van bladen. Toen ik mijn restaurant No 1.916 nog voerde, beschreef ik de gerechten in stukjes op Facebook. Food-porn, noemde ik het - een smakelijk voorbeeld daarvan staat in De Janjaren. ‘Ik zit gewoon te watertanden!’ dat soort reacties kreeg ik. Was ik dan toch een goede schrijver geworden? 

 

RB: En nu een roman!

SdB: Nooit gedacht dat ik een roman zou schrijven. Het was pure noodzaak. Zoals bij alle projecten met een dwingende urgentie had ik er niets tegenin te brengen. Alles moest wijken. De kunstenaar is dan nog slechts een hulp bij het ter wereld brengen van een werk - een soort vroedvrouw, die zorgt dat het baby’tje zonder al te veel kleerscheuren in een wieg landt. Driekwart jaar was ik van de wereld. Ik schreef koortsachtig snel. Toen was het af.

 

RB: En die ‘dwingende urgentie’ was de dood van Jan Rot?

SdB: Zijn ziekte en dood grepen mij heel erg aan. Zo’n immens verdriet had ik niet verwacht. Wij waren exen, dacht ik, die ooit vijf jaar samenwoonden. Jan existeerde op afstand, in zijn zelfgekozen bestaan met vrouw en kinderen. Af en toe hadden we contact, meestal op zijn initiatief. Hij leek me gelukkig. Voor mij was het goed zo. Tot hij ziek werd en heel snel stierf. Toen kwam alles los. Pijnlijk, maar ergens ook wel mooi. Liefde, valt er wel iets te kiezen?

 

RB: En, valt er iets te kiezen?

SdB: Kijk, dood is de vette streep onder de som. Daarna begint het optellen – althans, voor de nabestaande. Hij was definitief weg, de man waar ik ooit zo innig van hield. Moest ik voortaan helemaal alleen de getuigenissen van onze liefde dragen? Ik sloeg aan het schrijven. Ik zag Jan zijn sproeten weer en voelde de warme nabijheid van zijn huid. Maar die herinneringen deden zoveel pijn dat ik er van alles omheen ging fantaseren. Die fantasie was het schepje suiker, waardoor je het bitter niet meer proeft. Fictie maakt het leven draaglijk, wat scheelt mij die waarheid! Hoofdpersonen Jan en Simon kwamen los van wie we ooit waren, gebeurtenissen kon ik corrigeren, mooier of juist pijnlijker maken. Het schrijven was een louterend proces. Ik voel me bevrijd. Wat overbleef is het boek. 

 

RB: De roman speelt grotendeels in de jaren tachtig. Met de homoacceptatie was het droevig gesteld. De jonge Simon wordt flink te grazen genomen door een stel potenrammers. Een aangrijpende passage. Even terugkomend op wat je net zei, als aangeslagen lezer zou ik toch graag willen weten: is het fictie of werkelijkheid?

SdB: Dat snap ik! Al is het gedramatiseerd, het is op de werkelijkheid gebaseerd – zo groot is mijn fantasie nu ook weer niet. Maar het gaat er niet om of het mij is overkomen of niet. Het gaat erom dat dit gebeurt. Niet alleen in de jaren tachtig, ook vandaag! Als je zulke scenes schrijft dan kijken miljoenen slachtoffers over je schouder mee. Voor hun schrijf je het. Eigenlijk wil je dat de hele mensheid die scene leest en het hoofd schaamrood laat hangen. Zo’n passage is een monument, voor iets waar geen monument voor is, voor een groot onrecht dat steeds wéér plaatsheeft. Als je een roman schrijft over de liefde tussen twee mannen stuit je vanzelf op dit soort sociale problemen, die vaak voortkomen uit alomtegenwoordige heteronormen. Toch is De Janjaren in de eerste plaats een roman over de liefde, die universeel is. Zo heb ik het geschreven. Een divers lezerspubliek is een welkom teken van voortschrijdende emancipatie en acceptatie.

 

RB: Ik wil niets verklappen, maar die mooie prothese-scène, ik kan me voorstellen dat sommige lezers zich afvragen of dat nou nodig is?

SdB: De scène is exemplarisch voor de intimiteit die tussen de jongens ontstaat. Ze wonen nog maar net samen. De achterdochtige Simon betrapt Jan op iets stiekems en zegt er wat van. Hij citeert uit de Kritiek van de cynische rede van Peter Sloterdijk. Deze jaren tachtigicoon is hij toevallig net aan het lezen: ‘Onoprecht, niet-authentiek is het bewustzijn dat bewust niet ‘tot zichzelf inkeert’, omdat het nog strategisch voordeel ziet in de leugen.’ De scene die je noemt toont Jans overgave. Hij gaat de schaamte voorbij en herstelt zo zijn geloofwaardigheid als eerlijk mens. Het zijn genotvolle excuses aan de waarheidsliefde. Moedig, vrijpostig en dartel! Simon houdt daarna nóg meer van hem. 

 

RB: In de roman kijkt de oude Simon terug op zijn leven. Jij bent nu 62 jaar. Hoe was het om jezelf zo oud voor te stellen? En hoe oud is de oude Simon in de roman?

SdB: Daar heb ik nog nooit over nagedacht! Hij moet wel over de 100 zijn. Zijn zelfredzaamheid wankelt. Een jaar voor Jan stierf mijn vader. Zijn ziekte voerde hem mee naar een wereld boven onze realiteit. Stoned van de morfine dwaalde hij daarin rond. Hij was heel zwak, alsof hij langzaam oploste. Zijn huid leek wel transparant en lichtgevend. En hij had het vaak heel koud. Af en toe waren er heldere momenten waarin hij overspoeld werd door herinneringen. Liefdevol vertelde hij over de kleinste details, die er blijkbaar toe deden. En dan verdween hij weer in de roes. De oude Simon is ook wel een schets van mijn vader in zijn laatste dagen. Zijn naam was ook Simon. Weet je, als een dierbare sterft verlies je een deel van je bestaan. Je wilt dan zelf ook even dood. Ik stierf, als de oude Simon.

 

RB: Muziek klinkt overal in De Janjaren. Vooral veel Mahler. Wat heb jij met deze componist?

SdB: Ik was nog heel jong toen ik Mahler ontdekte. Lang was hij de schakel tussen mij en de rest van de wereld. Ik had hem in mijn leven nodig, zijn muziek werd mijn thuis, Gustav zorgde voor me. Zijn muziek is zo menselijk. Bij Mahler voel ik me meer dan een luisteraar. Als ik naar zijn composities luister ervaar ik een haast fysieke aanwezigheid. Het zit soms in de kleinste details: een samenklank, een dissonant, een stille maat. In die kortstondige momenten val ik helemaal met de muziek samen, precies zoals wanneer een goede vriend iets zegt en je je realiseert dat je zoveel gemeen hebt. Laatst dacht ik dat De Janjaren misschien wel een beetje op Das Lied von der Erde lijkt. De onstuimige jeugd, de schoonheid, herfst en lente, dronkenschap, het afscheid, de eenzaamheid, de sterfelijkheid en het eeuwige: het zit er allemaal in.

 

RB: Je vraagt de lezer om naar de muziek te luisteren die in het verhaal een rol speelt. Op de website van De Janjaren heb je zelfs een hele serie links naar uitvoeringen op YouTube gezet.

SdB: Het zijn muziekstukken die de lezer waarschijnlijk wel kent. Muziek ontroert zonder woorden, dat leek me een welkome afwisseling tussen het lezen door. Muziek is een wezenlijk onderdeel van De Janjaren, sommige scenes schreef ik zelfs rond bepaalde stukken. Het lijkt me leuk als de lezer daaruit een soundtrack maakt. Een soundtrack, niet bij een film maar bij een boek. Waarom niet?

 

RB: Tot slot: blijft het bij die ene roman?

SdB: In De Janjaren spelen milieuproblemen een terloopse rol. In de jaren tachtig de zure regen en het gat in de ozonlaag, in het Antropoceen is het de opwarming, vervuiling en het verdwijnen van natuur. We zijn niet erg opgeschoten. Dat bracht me op het idee. Ik schrijf nu aan een tragikomedie over het milieu en het lot van de mensheid. Vol bittere humor. Lachen zorgt voor ontspanning. Eenmaal uit de kramp geraakt, doen we misschien wél wat hard nodig is. De grote vraag die ik me stel: kan humor ons misschien nog redden? Welke goeie grap verandert al die zorgen in vruchtbare aarde?